Uitkeringsfase

In de uitkeringsfase start het uitkeren van pensioenuitkeringen uit het persoonlijke pensioenvermogen. Bij de solidaire premieregeling is er geen onderscheid tussen de opbouw- en uitkeringsfase. Dat wil zeggen dat het persoonlijk pensioenvermogen ook in de uitkeringsfase wordt doorbelegd. 

Variabele uitkering

Het gevolg van het doorbeleggen na pensioendatum is dat de pensioenuitkering niet vast is maar meer zal schommelen. Er is sprake van een variabele uitkering. De pensioenuitkering gaat omhoog bij positieve resultaten en omlaag bij negatieve resultaten. Het risico voor de schommelingen (het beleggingsrisico) ligt bij de pensioengerechtigde. In onderstaande grafiek is zichtbaar gemaakt hoe het pensioen zich kan ontwikkelen bij verschillende economische omstandigheden. 

Keuzes uitkeringsfase

Hoe hoog de pensioenuitkering is en de mate waarin deze schommelt wordt (mede) bepaald door de combinatie aan keuzes over:
a. Gebruik van de collectieve uitkeringsfase
b. De hoogte van het projectierendement
c. Spreiding van de verwerking van financiële en biometrische risico’s
d. De inzet van de solidariteitsreserve

a. Collectieve uitkeringsfase 
Ook in de uitkeringsfase wordt gewerkt per leeftijdscohort. Dit betekent dat de aanpassingen – de schommelingen – in de pensioenuitkeringen per leeftijdscohort worden bepaald aan de hand van de toedeelregels. Er kan worden gekozen voor een collectieve uitkeringsfase: de pensioenuitkeringen van alle pensioengerechtigden worden dan met een gelijk percentage verhoogd of verlaagd (i.p.v. per leeftijdscohort).

b. Projectierendement
Het projectierendement bepaalt – gebaseerd op onder andere de toekomstig verwachte beleggingsresultaten - de uitkeringssnelheid en daarmee de hoogte van de pensioenuitkering. Een hoog projectierendement betekent een hogere startuitkering en op termijn een lagere uitkering. Het projectierendement is geen individuele keuze, maar geldt voor alle pensioengerechtigden en wordt door het pensioenfonds vastgesteld. 

c. Spreiding
Het is mogelijk om de verwerking van financiële en biometrische risico’s over maximaal 10 jaar te spreiden in het persoonlijke pensioenvermogen. Dit leidt tot meer stabiliteit op korte termijn, omdat schokken worden doorgeschoven in de tijd. Op de langere termijn (op hoge leeftijd) leidt dit tot meer risico c.q. onzekerheid in de hoogte van de pensioenuitkering. Voorwaarde is dat de spreiding van schokken past bij de risicohouding van pensioengerechtigden en de spreidingsperiode voor alle pensioengerechtigden gelijk is.

d.​​​​​​​ Solidariteitsreserve
Negatieve uitschieters op de financiële markten of in de biometrische risico’s kunnen worden gedempt door het inzetten van de solidariteitsreserve. Hierdoor kunnen pech- en geluk generaties worden beperkt.

Binnen de solidaire premieregeling heeft de pensioenfondsdeelnemer afhankelijk van de keuzes van sociale partners net als nu de mogelijkheid om op pensioendatum te kiezen voor bepaalde flexibiliseringsmogelijkheden. Denk hierbij aan vervroeging of uitstel van de pensioendatum, de keuze voor een hoog-laag /laag-hoog pensioen of de uitruil van ouderdomspensioen naar nabestaandenpensioen.

Met de Wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen komt er een keuzemogelijkheid bij. Deelnemers kunnen op het moment van pensionering maximaal 10% van het pensioenkapitaal als bedrag ineens opnemen. De ingang van deze wet wordt niet eerder verwacht dan 1 januari 2025.