Gevolgen nabestaandenpensioen bij einde dienstverband/deelnemerschap

Met de aanpassing van het nabestaandenpensioen is geen kostenstijging of versobering beoogd. Gevolg van verzekeren op risicobasis is dat het nabestaandenpensioen alleen verzekerd is zolang de deelnemer een dienstverband heeft. Om het risico te verkleinen dat iemand tussen twee dienstverbanden zit, werkloos is of zelfstandige wordt, tijdelijk geen of een lagere dekking voor nabestaandenpensioen heeft, geeft de wet een aantal (nieuwe) uitgangspunten bij het einde van een dienstverband.

Er zijn een aantal (wettelijke) mogelijkheden voor de gewezen deelnemer om ervoor te zorgen dat in de situatie dat het deelnemerschap eindigt, er toch nabestaandenpensioen beschikbaar zal zijn bij overlijden voor de pensioendatum. Deze mogelijkheden gelden alleen als het nabestaandenpensioen onderdeel is van de pensioenregeling.

De verschillende mogelijkheden zijn:

  • Uitloopperiode van 3 (of 6 maanden)- De wet introduceert een verplichte uitloopperiode van 3 maanden. Dit betekent dat de risicodekking voor het nabestaandenpensioen bij overlijden voor pensioendatum 3 maanden wordt voortgezet door de oude pensioenuitvoerder, ook in het geval de gewezen deelnemer (gedeeltelijk) ziek is of als zelfstandige aan de slag wil. Deze uitloopperiode is primair bedoeld ter overbrugging van een eventuele ‘in between jobs'-periode en premievrij voor de gewezen deelnemer. Op het moment dat een gewezen deelnemer binnen de uitloopperiode een nieuwe dienstbetrekking aangaat of pensioneert, komt de verplichting voor de oude pensioenuitvoerder te vervallen.
    Sociale partners kunnen in plaats van de verplichte uitloopperiode van 3 maanden ook kiezen voor een uitloopperiode van 6 maanden. 

Let op: Deze uitloopdekking is niet van toepassing bij de beëindiging van een vrijwillige regeling door een deelnemer, zoals bijvoorbeeld een vrijwillige Anw-hiaat verzekering of een vrijwillig netto-partnerpensioen.

  • Voortzetten risicodekking gedurende WW-periode - De gewezen deelnemer houdt recht op voortzetting van de dekking van het nabestaandenpensioen bij overlijden voor pensioendatum, zolang de gewezen deelnemer een uitkering uit hoofde van de Werkloosheidswet (WW) ontvangt.
    Indien de gewezen deelnemer tijdens de WW-periode overlijdt, komt het nabestaandenpensioen tot uitkering. De hoogte van het nabestaandenpensioen wordt afgeleid van de pensioenregeling die gold voor uitdiensttreding, waarbij voor de hoogte van de dekking rekening wordt gehouden met de omvang van de werkloosheid. Bij samenloop van de uitloopperiode met een WW-uitkering, zal de pensioenuitvoerder slechts uit hoofde van één dekking een nabestaandenpensioen uitkeren.
  • Voortzetten risicodekking gedurende ZW-periode - De gewezen deelnemer houdt recht op voortzetting van de dekking van het nabestaandenpensioen bij overlijden voor pensioendatum, zolang de gewezen deelnemer een uitkering uit hoofde van de Ziektewet (ZW) ontvangt. Bij samenloop van de uitloopperiode met een ZW-uitkering, zal de pensioenuitvoerder slechts uit hoofde van één dekking een nabestaandenpensioen uitkeren.
  • Uitruilen van ouderdomspensioen in voortzetting risicodekking nabestaandenpensioen - Een gedeelte van het opgebouwde pensioenvermogen kan worden uitgeruild voor het voortzetten van de risicodekking van het nabestaandenpensioen voor pensioendatum ná afloop van de uitloopdekking of WW/ZW-periode.
    De risicopremie die nodig is voor de voortzetting van de risicodekking wordt gefinancierd uit het opgebouwde pensioenvermogen: het vrijwillig voortzetten van de risicodekking voor het nabestaandenpensioen gaat dus ten koste van het opgebouwde pensioenvermogen c.q. toekomstige ouderdomspensioen/partnerpensioen. De hoogte van de benodigde risicopremie is onder andere afhankelijk van de leeftijd van de gewezen deelnemer en de hoogte van de risicodekking die wordt voortgezet.

    Keuze gewezen deelnemer
    De gewezen deelnemer krijgt bij het einde van de uitloopperiode dan wel na afloop van de WW/ZW-periode een keuzemoment om de risicodekking van het nabestaandenpensioen vrijwillig voort te zetten door middel van een uitruil van het opgebouwde pensioenvermogen. De gewezen deelnemer moet bij einde deelneming over deze keuzemogelijkheid worden geïnformeerd en bij einde uitloopdekking dan wel einde WW/ZW zelf actief deze keuze maken.

    De wet introduceert een jaarlijks keuzemoment om expliciet de keuze te maken om de risicodekking voor nabestaandenpensioen voort te zetten: de gewezen deelnemer moet jaarlijks aangeven of hij/zij de risicodekking wenst voort te zetten. Doet de gewezen deelnemer dit niet dan wordt de dekking automatisch voortgezet.
    De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer informatie over het keuzerecht om in plaats van ouderdomspensioen te kiezen voor het voortzetten van het nabestaandenpensioen op risicobasis. De exacte vereiste informatieverstrekking is uitgewerkt in de lagere regelgeving.

    Keuzes sociale partners
    De wet kent geen beperking ten aanzien van de maximale duur van de vrijwillige voortzetting van de risicodekking van het nabestaandenpensioen. Sociale partners kunnen overeenkomen dat de vrijwillige voortzetting door uitruil beperkt wordt in de tijd met een minimum van 15 jaar.
    De wet beperkt de financiering van de risicopremie uit het opgebouwde pensioenvermogen op de afkoopgrens (€ 594,89 in 2023). Sociale partners kunnen een hogere grens vaststellen.
  • Vrijwillig voortzetten van de pensioenregeling (ouderdoms- en nabestaandenpensioen)- Deze regeling van vrijwillige voortzetting biedt, net als nu, de mogelijkheid om bij het einde van het dienstverband zowel het ouderdomspensioen als (in de nieuwe situatie) de risicodekking voor het nabestaandenpensioen voort te zetten. Dit geldt alleen indien vrijwillige voortzetting onderdeel is van de pensioenregeling en aan de (wettelijke) voorwaarden wordt voldaan. De gewezen deelnemer zal bij vrijwillige voorzetting zowel het werknemers- als werkgeversdeel van de premie moeten inleggen.