Het verdelen van het collectieve pensioenvermogen bij invaren

Invaren gaat via een interne collectieve waardeoverdracht. De term waardeoverdracht zegt het al. De waarde van de bestaande pensioenaanspraken en –rechten worden overgedragen naar de nieuwe pensioenregeling/ het vernieuwde pensioenstelsel, bij dezelfde pensioenuitvoerder.

In de huidige doorsneepremiesystematiek is er een collectief pensioenvermogen waaruit de pensioenuitkeringen worden gedaan. Het nieuwe pensioenstelsel is gebaseerd op ‘persoonlijke pensioenvermogens’ waaruit een ouderdomspensioen/ partnerpensioen moet worden aangekocht op pensioendatum. 

Het collectieve pensioenvermogen van het huidige pensioenstelsel zal bij invaren moeten worden verdeeld. Eerst moet het minimaal vereist eigen vermogen worden afgezonderd. Vervolgens kan/moet een deel van het vermogen worden toebedeeld aan: 

  • De voor pensioenuitkering gereserveerde persoonlijke pensioenvermogens (verplicht)
  • De solidariteitsreserve of risicodelingsreserve (optioneel)
  • Het compensatiedepot (optioneel)
    Een depot voor het (gedeeltelijk) financieren van compensatie van de overstap naar het vernieuwde pensioenstelsel. Zie verder het onderdeel compensatie.
  • Reserve operationele kosten (verplicht)
    Operationele kosten en onvoorziene technische resultaten - bijvoorbeeld het verwerken van mutaties met terugwerkende kracht, de situatie geen premie-wel-recht of excassokosten - moeten afzonderlijk van de solidariteits- of risicodelingsreserve op de balans worden geadministreerd. Deze operationele doelen moeten vooraf worden gespecificeerd. Deze voorziening mag niet negatief worden. Risicogedekt nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen, inclusief premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid kan eveneens in deze voorziening worden ondergebracht, maar mag ook in een aparte voorziening. En ook de eventuele aparte voorziening mag niet negatief zijn.

Het waarderen van pensioenaanspraken en -rechten bij verdeling van het collectieve pensioenvermogen kan - na afzondering van het minimaal vereist eigen vermogen - via twee omrekenmethodes: 1) de standaardmethode; en 2) de vba-methode.

De standaardmethode is de voorkeurs- of default methode. Het pensioenfonds kan gebruik maken van de vba-methode indien deze methode beter de bijzondere kenmerken van de pensioenregeling en het pensioenfonds modelleert en het pensioenfonds het toepassen van de vba-methode onderbouwt in het implementatieplan.

Evenwichtigheid

Ongeacht de gekozen methode moet het pensioenfonds aantonen dat de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel als geheel evenwichtig is. Om te bepalen of sprake is van evenwichtigheid tussen verschillende groepen deelnemers en leeftijdscohorten moet het pensioenfonds de netto profijteffecten van de transitie in kaart brengen. Dit betekent vergelijken van de waarde van de toekomstige pensioenuitkeringen minus de waarde van de toekomstige premiebetalingen in de situatie vóór en ná de transitie. 

Pensioenfondsen die nu al een beschikbare premieregeling uitvoeren moeten de evenwichtigheid toetsen op basis van bruto profijt. Dit betekent dat zij alleen kijken naar de waarde van de toekomstige premiebetalingen in de situatie vóór en ná de transitie.
Voor de liefhebber: