Fase 1: Risicopreferentie(onderzoek)

De mate waarin pensioenfondsdeelnemers beleggingsrisico lopen is van invloed op de (verwachte) hoogte van en schommelingen in hun pensioenuitkering. Daarom is het van belang dat de beleggingsrisico’s die pensioenfondsdeelnemers krijgen toebedeeld op basis van de premieregeling, passen bij de risico’s die ze willen (risicotolerantie) en kunnen (risicodraagvlak) lopen. 

  • [Document]  Netspar board brief, Jorgo Goossens, Marike Knoef en Raun van Ooijen, ‘Risicohouding.’

Door middel van het risicopreferentieonderzoek wordt de mate van beleggingsrisico die pensioenfondsdeelnemers willen en kunnen lopen onderzocht. De vastgestelde risicopreferentie (bestaande uit de risicotolerantie en risicodraagvlak) van de pensioenfondsdeelnemers vormt een belangrijk gegeven bij de vaststelling van de risicohouding.

Definitie

Risicopreferentie:
De mate waarin deelnemers beleggingsrisico's willen en kunnen lopen.

Risicopreferentieonderzoek:
Een onderzoek onder deelnemers naar de mate waarin zij beleggingsrisico willen en kunnen lopen.

Risicotolerantie:
De mate waarin en deelnemer bereid is om beleggingsrisico's te lopen ten aanzien van het totale inkomen na pensionering.

Risicodraagvlak:
De mate waarin een deelnemer beleggingsrisico's kan dragen binnen de pensioenregeling gegeven zijn of haar totale financiele situatie en persoonlijke kenmerken.

Vormgeving risicopreferentieonderzoek

De inrichting van het risicopreferentieonderzoek is vormvrij. Er is ruimte voor maatwerk waardoor het pensioenfondsbestuur de mogelijkheid wordt geboden het onderzoek zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de fondspopulatie en eventuele innovaties snel te implementeren. 

Er is niet één optimale methode om het risicopreferentieonderzoek uit te voeren. Naast kwantitatieve vragen kunnen ook kwalitatieve vragen nuttig zijn om inzicht te krijgen in de risicopreferentie van de fondsdeelnemers. Sociale partners kunnen hierbij belangrijke informatie leveren omdat zij bekend zijn met de achterban. Ook kunnen zij bijdragen aan de representativiteit van het onderzoek door aandacht te besteden aan het belang van deelname bij hun achterban.

Waarom heeft een groep deelnemers bijvoorbeeld een risico-averse houding?’ En misschien willen sociale parnters ook een specifieke uitvraag doen om inzicht te krijgen in hoe pensioenfondsdeelnemers aankijken tegen onderwerpen als solidariteit of keuzevrijheid?

Kaders risicopreferentieonderzoek

Het pensioenfonds is verantwoordelijk voor een risicopreferentieonderzoek dat objectief, controleerbaar, systematisch, reproduceerbaar en kwantitatief interpreteerbare uitkomst op te leveren en te onderbouwen dat het een adequate en representatieve weerspiegeling is van de cohortpopulaties.

Dit betekent in ieder geval dat de uitkomsten van het risicopreferentieonderzoek bruikbaar zijn voor (en te vertalen zijn naar) de vaststelling van de risicohouding.

In het Ontwerpbesluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn kaders gesteld waaraan het risicopreferentieonderzoek moet voldoen ten aanzien van kwaliteit en representativiteit. 
 

  • Realistisch beeld
    De uitvraag houdt rekening met de mate waarin een groep fondsdeelnemers beleggingsrisico’s kan dragen. Dit kan worden gebaseerd op onder meer deelnemerskenmerken en wetenschappelijke inzichten. Daarnaast sluit de uitvraag zoveel mogelijk aan bij de pensioencontext en de persoonlijke situatie van fondsdeelnemers. De uitvraag geeft een realistisch beeld van de hoogte (en mate van zekerheid) van de te verwachte pensioenuitkering op basis van een realistische inschatting van de hoogte van de pensioenpremie.
  • Representativiteit per leeftijdscohort
    De inrichting van het risicopreferentieonderzoek is zodanig dat naar verwachting voor ieder (nader vast te stellen) leeftijdscohort voldoende representatieve individuele uitkomsten opgehaald zullen worden. Het pensioenfonds dient de grootte van ieder leeftijdscohort te onderbouwen op grond van de uitkomsten van het onderzoek.
  • Adequate weerspiegeling en vertaling
    Het pensioenfonds streeft ernaar dat de respons per leeftijdscohort een adequate weerspiegeling is van de cohortpopulatie. De cohortpopulaties samen zijn een weerspiegeling van de fondsdeelnemerspopulatie.

De AFM heeft in de leidraad risicopreferentieonderzoeken een aantal voorwaarden geschetst waaraan een risicopreferentieonderzoek moet voldoen zonder dit dwingend voor te schrijven. Daarnaast bevat de leidraad praktische tips en voorbeelden.