De minister van SZW en de staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane) komen in het eerste kwartaal van 2026 met twee tijdelijke goedkeuringen voor het te hanteren pensioengevend loon op grond van artikel 19d Wet op de loonbelasting 1964. Het gaat om het loon uit het voorafgaande jaar (1) en de referteperiode (2).

Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de uitvoeringspraktijk. De aanwijzingen worden opgenomen in het fiscale Verzamelbesluit pensioenen en kennen directe werking. Hierna een toelichting:

1. Pensioengevend loon uit voorgaande jaar

In de uitvoeringspraktijk blijkt dat in pensioenregelingen het loon van het voorgaande jaar wordt gehanteerd als pensioengevend loon. Dat is niet in lijn met het huidige fiscale kader waarbij het loon van het actuele jaar het uitgangspunt is (met uitzondering van pensioenregelingen waarvoor artikel 3.18 Wet IB 2001 geldt).

Het loon voor het actuele jaar geldt voor het ouderdomspensioen, het partnerpensioen op of na pensioendatum en voor het nabestaandenpensioen vóór pensioendatum. In de aanwijzing zal worden bepaald dat het loon van het voorgaande jaar kan worden gehanteerd, mits er voldoende fiscale ruimte is in de pensioenregeling.

Die fiscale ruimte kan bijvoorbeeld daarin worden gevonden dat het pensioengevend loon van het actuele jaar hoger is dan het pensioengevend loon van het voorgaande jaar. Ook kan er nog ruimte zijn in het premiepercentage in het jaar van opbouw. 

De aanwijzing is tijdelijk en geeft ruimte om de pensioenregeling aan te passen aan het fiscale kader. De duur van de aanwijzing wordt in nader overleg met de pensioensector bepaald.

2. Referteperiode

Daarnaast komt het voor dat in pensioenregelingen voor het bepalen van het partnerpensioen bij overlijden vóór pensioendatum en het wezenpensioen op risicobasis, een gemiddelde van het pensioengevend loon voorafgaand aan het overlijden wordt berekend. Bijvoorbeeld de 12 maanden voor het overlijden.

Op grond van het fiscale kader dient echter het laatstgenoten pensioengevend loon te worden gehanteerd of het gemiddelde loon van de maximaal vijf kalenderjaren voorafgaande aan het jaar van overlijden. Dit geldt zowel voor regelmatig als voor niet regelmatig genoten loonbestanddelen.

Om de uitvoeringspraktijk tegemoet te komen, zal artikel 10b, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 hierop worden aangepast per 1 januari 2027, met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2023. Voor het jaar 2026 wordt een tijdelijke aanwijzing gegeven die toestaat dat ook het gemiddelde loon mag worden bepaald over maximaal vijf jaren waarbij het jaar van overlijden betrokken wordt.

Deze middeling dient over een aaneengesloten periode plaats te vinden. Het tijdvak voor de berekening hoeft niet direct aan te sluiten op de maand van overlijden.